Digitale magazines

Het zijn bij Klasse turbulente tijden tegenwoordig, zo met het verdwijnen van meer dan de helft van de budgetten. Daar ga ik hier niet over uitwijden, we trekken ons wel uit de slag. Maar het is wel de aanleiding geweest voor een stevig potje nadenken. Aldus:

‘Digitaal’ is ook bij deze besparing het toverwoord dat alle problemen als sneeuw voor de zon zou moeten laten verdwijnen.

En wie ‘digitaal’ zegt in een vooral op tijdschriften georiënteerde redactie, die zegt tegelijk ‘digitaal magazine’. Ik schreef daar twee jaar geleden al eens over dat het niks zou worden, en daar blijf ik bij: digitale tijdschriften zijn namaaktijdschriften. De realiteit lijkt dat ook te bevestigen. Vacature verschijnt weer op papier, het personeelsblad 13 van de Vlaamse Overheid heeft haar digitale-magazine-experiment ook stopgezet, en Ikea gooit hoge ogen met een filmpje over haar papieren catalogus die ze liefst in elke brievenbus ter wereld wil stoppen:

Waarden

Over dat louter objectieve slagen of falen wil ik het eigenlijk niet hebben. Je hebt als internetmens, die steeds meer internetuitgever wordt, ook een set waarden. En daar hebben we het eigenlijk veel te weinig (nooit?) over.

Als je ‘ouderwetse’ boekenuitgevers over hun vak bezig hoort, dan merk je, internetuitgever zijnde, dat je toch een traditie mist. Uitgeverijen zijn meestal commerciële bedrijven, daar niet van, maar de mensen die er werken en verantwoordelijk zijn voor wat er al dan niet gedrukt wordt, dragen ook een visie met zich mee, die losstaat van bestsellerlijsten en boekenbeursdeadlines. Een visie die soms in conflict komt met de zuiver commerciële kant, maar er eigenlijk vooral complementair aan is.

De boekenbeurs - Foto © boek.be
De boekenbeurs – Foto © boek.be

Online hebben we, dankzij de meetbaarheid van zowat alles, de onhebbelijke gewoonte aangekweekt om ‘goed’ gelijk te stellen aan ‘succesvol’. En dan nog alleen succesvol in termen van wat je gemakkelijk kan meten. Gaan voor de lange termijn en het opbouwen van een project, dat is toch vooral een riskante onderneming. De pageviews en conversies die je vandaag hebt, die heb je. Boekenuitgevers moeten veel meer afgaan op gevoel, en op gegevens die met enige vertraging en gefilterd binnenstromen. Dat is in veel gevallen een enorm voordeel, dat je geen slaaf bent van A/B tests.

Het intenet heeft een ziel, een karakter, er zit een filosofie en een visie achter. Die visie moeten wij, internetuitgevers, bewaken en bewaren. Niet iedereen zal dat doen, zoals dat ook in het boekenvak niet gebeurt, maar we hebben thought leaders nodig die eens niet uit de marketing of de sales komen. Mensen die met inhoud bezig zijn.

De Correspondent
De Correspondent

Ze komen er stilaan aan. Je ziet sites als Blendle en De Correspondent opkomen, die niet gebaseerd zijn op de schizofrene situatie waarbij je via advertenties je site zo ongebruiksvriendelijk mogelijk moet maken om er nog iets aan te verdienen. Sites die ook doorhebben, dat je betalende content moet combineren met de mogelijkheid tot delen. Want delen behoort tot de kern van het internet.

En dan kom je die digitale magazines weer tegen, die eigenlijk een soort anti-internet zijn. Ze doen me vaak denken aan de full-Flash sites van weleer, waar ik er behoorlijk wat van gebouwd heb, dat geef ik grif toe. Die gaan beide in tegen de kern van wat het internet, en specifieker het web, is. En daarom moeten wij ze, als internetuitgevers, actief bestrijden. Wat is er nu precies mis met digitale magazines:

  • Content heeft geen url. Je downloadt een magazine. Als standalone app, of via een magazine-app. En dat is een afgesloten pakketje inhoud. Je kan er niet naar linken (tenzij via omwegen) of naar verwijzen. ‘Een url hebben’ is zo’n fundamenteel principe van het web dat je er heel snel last van krijgt als ‘ie er niet is.
  • Er is geen ‘view source’. Een van de revolutionaire aspecten van het web is dat je de broncode, of alleszins de gegenereerde HTML, gewoon kan bekijken. Dat is revolutionair en het inbouwen van die mogelijkheid was een heel bewuste keuze. Ze zorgt ervoor dat het web heel open en transparant is. Mijn generatie webdesigners heeft meer van ‘view source’ geleerd dan van cursussen webdesign.
  • Je kan niet delen. Zo’n digitaal magazine staat op je tablet, en je kan er weinig mee. Een artikel op het web, dat kan je op Facebook zetten, maar je kan nog veel meer. Je kan er een stuk tekst uitknippen en bijhouden. Je kan het automatisch laten vertalen, je kan het indexeren in een grote database.
  • Geen HTML. Dat klinkt onnozel, maar sta me toe het even te duiden. Ik hoorde onlangs op The Big Web Show, dat er bij W3C uitzonderlijk veel filosofen werken. Ja, dat diploma heeft dus toch zin. Het is ook niet zo gek. Het bedenken en uitwerken van robuuste standaarden als HTML die dienen om informatie te beschrijven, brengt je al gauw akelig dicht bij de condition humaine. Wat is een ’titel’? Wat is een ‘afbeelding’? Is elke illustratie ook een ‘afbeelding’? Is een infografiek een ‘afbeelding’? Je kan daar een aardig boompje over opzetten, en dan ben je nog maar twee tags ver.
  • Het is vluchtig. In weerwil van wat je conservatieve tante beweert, hebben teksten op het internet vaak een lang leven. Het is zelfs zo dat het een hele klus is om een site wat op orde te houden en niet te laten verdrinken in haar eigen informatie-overdaad. Een papieren magazine heeft de neiging om na een tijdje toch gewoon bij het oud papier te belanden. Met digitale magazines is het net zo. Eens gelezen, zijn ze dood. Al wat in HTML op het web gepubliceerd is, is dankzij de hierboven al genoemde punten, robuuster en duurzamer. Het heeft de neiging om steeds opnieuw weer gevonden te worden, in die mate dat je dat actief moet bestrijden als je het wil voorkomen.

En apps dan?

Voor een deel zijn apps in hetzelfde bedje ziek. Maar John Gruber heeft dat volgens mij mooi genuanceerd. Apps zijn ofwel echte mini-applicaties (een fototoestel, een muziekspeler, een notablok) of een andere manier om het internet te gebruiken via steeds beter wordendende API’s die data gestructureerd ontsluiten. Ik denk dat veel inhoudelijk georiënteerde apps (die van de krant of YouTube, bijvoorbeeld) mettertijd zullen verdwijnen als smartphone-browsers krachtiger en mobiele internetverbindingen sneller worden. Tenzij als manier om een logo op je homescreen te krijgen.

En e-books dan?

Onder de motorkap zijn dat eigenlijk meestal ook HTML-documenten, dus dat is alvast een goeie zaak. Het zou fantastisch zijn als boeken ook gewoon een url hadden, dat je kon linken naar hoofdstukken, zinnen, enzovoort. Bij Amazon doen ze dat in hun eigen walled garden al, maar dat is een beetje valsspelen natuurlijk.

Er zijn ook wel wat experimenten met boeken die je ook gewoon online als website kan raadplegen, al dan niet met login, en al dan niet met licht gewijzigde inhoud.

Maar een boek is toch, veel meer dan een magazine, een in zichzelf besloten lange tekst. Dat leent zich meer tot verpakken en als pakketje offline lezen dan een dynamische en multimediale magazine-ervaring. Dat blijkt ook aan te slaan, die e-books, dankzij het gebruiksgemak van moderne e-readers. Dat zal hopelijk leiden naar betere redactionele standaarden, en uiteindelijk betere semantische HTML voor boeken.

Als je het succes van Kindle singles bekijkt, denk ik dat het elektronische boek ook het boek op zich zal herdefiniëren, zoals paperbacks, vierkleurendruk en uiteindelijk ook de boekdrukkunst zelve, dat vroeger ook al deden.

Het advies

Ik wil dan ook graag besluiten met een warm advies aan iedereen die dingen online zet en meebouwt aan het internet: ga voor open standaarden, deelbaarheid en flexibiliteit van content. Gebruik semantische code, hyperlinks en gestructureerde url’s. Ga daar niet verder van weg (digitale magazines) maar maak er creatief gebruik van (poreuze paywalls).